Rijden

Tips voor het appuyeren

Appuyeren is in feite travers is over een schuine lijn.

In het Duits heet appuyeren een traversale. Dat geeft aan dat appuyeren in feite travers is over een schuine lijn.

Appuyeren gaat niet om het zijwaarts drijven van de achterhand van het paard. Hiermee zul je juist de gewenste lengte buiging verliezen. Je moet dus niet de achterhand opzij drijven met je buitenkuit. Appuyeren gaat om jouw controle van de schouders en de stelling van het paard.

Om te kunnen appuyeren moet je eerst een goede travers kunnen rijden op de hoefslag. Begin hiermee in de stap. Zorg dat de schouders van het paard op de hoefslag blijven. Jouw schouders zijn gericht op de schouders van het paard. Indien nodig regel je de stelling met kleine halve ophoudingen. Gaat het in stap goed dan kan je de travers rijden in draf. Rijdt kleine stukjes om mee te beginnen.

De hulpen voor het appuyeren zijn precies hetzelfde als voor de travers.

Een voordeel van het denken aan travers terwijl je een appuyement rijdt, is dat je fouten voorkomt. Zowel het voor gaan van de achterhand als het op de binnen schouder vallen heb je al opgelost door te denken dat je travers aan het rijden bent.

Jij denkt aan travers en toeschouwers zien jou een mooie appuyement rijden!!

Om te appuyeren rijdt je over de diagonaal of een schuine lijn. Daarbij richt je je op een punt waar je naartoe wilt rijden. Je denkt aan travers. Je moet dus een beetje abstract kunnen denken omdat je over een denkbeeldige lijn rijdt.

Jouw focus moet liggen op de lijn die je wilt rijden. Zorg er dus voor dat je de lijn die je aan wilt houden scherp in de gaten houdt. Wijk niet van deze lijn af zodra je met de hulpen voor je appuyeren begint.

Je moet de schouders van jouw paard willen controleren om nauwkeurig de appuyement lijn aan te kunnen houden.

Nu vraag je je misschien af: “hoeveel stelling moet ik hebben?”

Niet zoveel stelling als je denkt. Je moet net zijn binnen neus kunnen zien.

Hoe weet ik of ik teveel stelling hebt?

Als je naar beneden kijkt naar de neus van het paard en je ziet lucht tussen zijn neus en zijn hals dan hebt je teveel stelling. Daardoor zal zijn hoofd “disconnected” (afgekoppeld) raken: jouw paard zal minder gesloten gaan. Dus teveel stelling betekent dat het paard uit elkaar valt. Meer voordeel krijg je door je te concentreren op het bewerken van de achterbenen en de soepelheid van de rug en lendenen.

Kortom: focus op schouder controle en de bewerkbaarheid van de stelling in de bovenste drie halswervels.

Als je paard reageert op de hulpen betreffende de plaatsing van zijn schouders, de controle van de stelling, achterbenen en tempowisselingen dan heb je alles wat je nodig hebt voor zijgangen. Als je paard niet reageert op een van deze hulpen dan moet je analyseren welke van deze punten het probleem is. Je gaat daaraan werken en laat de zijgang even voor wat het is. Heb je de reactie op de betreffend hulp bijgesteld dan kan je weer verder gaan met appuyeren.

Als jullie gemakkelijk kunnen appuyeren dan kan je spelen met variaties zoals tempowisselingen richting middendraf en scherpere lijnen. Blijf daarbij het ritme controleren.